Hoofdstuk 20 – Fragment ‘Geel jurkje’

De dichtstbijzijnde fauteuil stond links van me en was vrij, zoals overigens ook de andere stoelen. Een niet onaantrekkelijke man met een boek en een Amsterdam-plattegrond plofte erin. Vrijetijdskleding, groot, goed verzorgd. Hooguit te oud voor mij, ik vermoedelijk niet te jong voor hem. Ik negeerde hem en keek naar Rick, die het schouwspel aandachtig in zich opnam. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat de man mijn blik volgde en in de richting van Rick keek, die opeens voor heel andere dingen belangstelling had. Hij wilde publiekelijk duidelijk niet bij me horen.

Het zou een kwestie van tijd zijn voor de man mij aansprak, ook als ik hem bleef negeren om daarmee aan te geven dat ik niet beschikbaar was. Misschien dacht hij wel dat ik hard to get speelde, hoewel ik er zo toch niet uitzag. Ik werd zenuwachtig. Wat zou ik doen als hij, in andere bewoordingen, vroeg of ik soms ook ansichtkaarten had? Waarom stond ik niet op om weg te lopen? Omdat Rick niet zei dat ik dat moest doen.

Hoe zou Rick reageren als die man tegen me begon te praten? Ik had niet het idee dat hij me direct zou komen redden, als een Tarzan aan een liaan door de lobby slingerend om me in één armbeweging uit de bank te plukken en me daarna op een veilige plek af te zetten. Sinds de parenclub vertrouwde ik hem op dit soort momenten minder dan een derdehands auto van een Hongaarse autoverkoper.

Als de man tegen me begon te praten zou ik naar Rick kijken, wist ik opeens zo zeker als wat. Dan wilde ik een reactie van hem. Dan zou hij nee schudden, hij zou naar me lachen en me wenken. Dan was het mooi geweest. Einde van het theater en ik zou een pluim krijgen voor mijn rol. Als hij dat nu niet deed? Als hij ja zou knikken? Hoe zou ik het dan oplossen? Zou ik dan opstaan, naar hem toe lopen en hem een guitige stomp op zijn arm geven en zeggen: Kom gekkie, het is leuk geweest, we gaan thee drinken.

Nee, dat zou ik niet doen. Natuurlijk zou ik ook geen ansichtkaarten verkopen, van welke soort dan ook, maar zo zou ik het spel ook niet beëindigen. Was het eigenlijk wel een spel? Ik was er opeens niet meer zo zeker van dat het voor Rick een spel was. Zo keek hij niet. Dezelfde strakke blik, de geilheid die ik in de kroeg had gezien toen ik mijn vingers tevoorschijn haalde en hem liet proeven was verre van verminderd. Hoe ver zou Rick gaan? En ik?

Ik was opeens nergens meer zeker van. Ik voelde dat mijn wangen rood waren aangelopen. Ik drukte kort mijn benen tegen elkaar, niet omdat ik me niet wilde tonen maar omdat het de enige manier was om mijn lichaam even in toom te houden, en kneep mijn ogen een beetje dicht, mijn lippen lieten een klein ‘Ohh’ ontsnappen, zacht, gelukkig. Ik raakte de controle kwijt en ik wist dat Rick het zag.

‘Maybe you have time to show me a bit of Amsterdam?’ Paniek. Hij praatte tegen me, het had nog lang geduurd. Ik moest naar hem kijken, zo was ik opgevoed, het was onmogelijk om hem te negeren. Bovendien klonk hij vriendelijk, al was ik er zeker van dat hij alleen maar in ‘a bit of Amsterdam’ was geïnteresseerd bij wijze van voorspel. Ik keek hem aan, opende mijn mond maar er kwam geen geluid uit, simpelweg omdat ik niet wist wat ik moest zeggen. Er was maar één ding dat ik kon doen: naar Rick kijken. Om hulp vragen. Of een antwoord, en wat ik met het antwoord zou doen zag ik dan wel weer, hoewel, scheen het me opeens toe, de kans groot was dat ik het antwoord zou opvolgen. Als dat was wat hij wilde, dan wilde ik het ook, omdat het moest van hem.

Even reageerde Rick niet. Toen schudde hij met zijn hoofd. Ik zag het en de man ook, die had mijn blik weer gevolgd en zag Rick en mij oogcontact hebben. Het was nee. Ik denk dat ik opgelucht was, al was ik er ook niet helemaal zeker van.

‘No, sorry, no time,’ stamelde ik. Meer Engelse woorden kon ik me niet herinneren.

Rick kwam naar me toe gelopen, knikte de man toe, reikte mij zijn hand aan en trok me omhoog toen ik de mijne erin legde. ‘We gaan.’

Buiten het hotel riep hij een taxi. Ik maakte me niet druk om mijn fiets die ergens aan de ketting bij een brug stond.

‘En nu?’ vroeg ik terwijl de taxi kwam aanrijden. Het kwam er min of meer fluisterend uit. Ik kon me niet voorstellen dat het afgelopen was.

‘Naar huis.’

We stapten in de taxi en Rick noemde zijn adres terwijl hij zonder zich te bekommeren of de chauffeur het wel of niet zag zijn hand tussen mijn benen legde. Ik gaf hem de ruimte, van harte.

Al jarenlang wist ik heel goed hoe ik me voelde als ik geil was. De overtreffende trap van geil had ik ook meegemaakt, met Rick, zoals toen ik de eerste keer naar hem toe fietste, en nog wel een paar keer. Het zal voor iedereen wel een beetje anders zijn maar bij mij was geil een soort broeierig slangetje dat zich nestelde in mijn lichaam, ruwweg in het gebied tussen mijn buik en mijn bovenbenen. Je kon het proberen te bedwingen door je benen tegen elkaar te drukken, net zoals je met een hand een poesje even stilhoudt op de grond omdat je antivlooienspul moet druppelen. Verder kon het helpen om heel erg aan dingen te denken die een koelend effect hebben, zoals Fluppie of gordijnen zomen. Natuurlijk kon je het brandje ook laten blussen.

Wat ik nu voelde was geen geilheid en zelfs niet de overtreffende trap van geilheid. Ik kon er geen ander woord voor bedenken dan ‘lust’ maar ook dat leek bij lange na niet de lading te dekken, veel te weinig letters. Het bruiste en brandde en dat van mijn voeten tot mijn schouders, om over het middenstuk maar niet te spreken. Het grootste verschil zat ’m echter in mijn hoofd. Elke mogelijkheid tot redelijk redeneren was effectief ontmanteld en daarvoor was iets in de plaats gekomen wat ik alleen maar kon omschrijven in termen als willoosheid en overgave en verlangen. Willoosheid had zich van mij meester gemaakt toen ik naar Rick keek om te vragen wat ik moest doen. De stad laten zien en alles wat daarbij hoorde? Zeg het maar. De overgave was gekoppeld aan de grenzeloosheid van de lust; lust zonder beperkingen. Aan grenzeloosheid en aan Rick. Doe maar. Hier ben ik. Alsjeblieft, ga je gang.

Hij duwde mij bijna zijn appartement in. ‘Rechtop, op je knieën,’ hijgde hij me toe. Ook hij had zichzelf nauwelijks onder controle. Hij liep even weg en kwam terug met een eitje. De dag van Het Stel zeker, schoot het even door mijn hoofd, maar ik zei het niet. Het laatste wat ik wilde was grappen maken. Hij gaf me het eitje aan.

 

0

Leave a Comment